tientallig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tien·tal·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van tien en tal met het achtervoegsel -ig
  • afgeleid van tiental met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen tientallig
verbogen tientallige
partitief tientalligs

Bijvoeglijk naamwoord

tientallig [1]

  1. (wiskunde) in tien stuks voorkomend of uit tientallen bestaand
  2. talstelsel samengesteld uit de cijfers 0 t/m 9
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen