tienen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tie·nen

Zelfstandig naamwoord

de tienenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tien
    • Hij had nog nooit tienen gehad op zijn rapport. 

Zelfstandig naamwoord

tienen

  1. datief van tien, na voorzetsels bij tijdsaanduidingen
    • Het was al bij tienen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Zij waren met zijn tienen.
Zij waren tien in getal.

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
tener

tienen

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tener