tienden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tien·den
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de tiendenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tiende

Zelfstandig naamwoord

de tiendenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tiend

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
tender

tienden

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tender
vervoeging van
tenderse

tienden

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van tenderse