thuisadres

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • thuis·adres
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord thuisadres thuisadressen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het thuisadreso

  1. de adresgegevens van de woning waarin men woont
     Waarschijnlijk is dat al volgende week, want het OM laat weten dat de advocaat-generaal volgende week naar de zaak kan kijken en dan zo snel mogelijk een brief naar het thuisadres van Hari stuurt met daarin het verzoek om zich te melden.[1]
     Veel verder dan vervelende mailtjes is het tot nu toe gelukkig nooit gekomen. Sinds de commotie met de Boomerang-kaart heb ik wel mijn thuisadres van mijn website gehaald, uit voorzorg. Sinds de aanslagen hebben we heel veel Mohammed-cartoons op Cartoon Movement binnengekregen, maar nog geen enkele bedreiging.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Badr Hari verliest bij Hoge Raad en wil straf nu snel uitzitten” (Dinsdag 7 februari 2017, 12:37), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 oktober 2022 Weblink bron
    Maandag 26 januari 2015, 16:17
    “Cartoonisten na Parijs: Tjeerd Royaards” (Maandag 26 januari 2015, 16:17), NOS