thermostaat
Uiterlijk
- Geluid: thermostaat (hulp, bestand)
- ther·mo·staat
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘warmteregelaar’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- afgeleid van het Griekse 'statos' (stilstaand) met het voorvoegsel thermo- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thermostaat | thermostaten |
verkleinwoord | thermostaatje | thermostaatjes |
de thermostaat m
- (natuurkunde) (elektrotechniek) voor temperatuurwisselingen gevoelig apparaat dat gebruikt in een regeling de temperatuur in een bepaalde ruimte constant probeert te houden
- Het woord thermostaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "thermostaat" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "thermostaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ thermostaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel thermo- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Elektrotechniek in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %