themadag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • the·ma·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord themadag themadagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de themadagm

  1. een dag waarop men aan één bepaald onderwerp veel aandacht besteedt, vaak gaat het om een onderwerp dat volgens de initiatiefnemers meer aandacht en actie vereist
    • De Verenigde Naties, initiatiefnemer van de jaarlijkse themadag, schatten dat 80 procent van al het wc-afvalwater ongezuiverd terugkomt in het milieu. Doelstellingen zijn dus het hygiënisch opvangen van ontlasting, afvoer door riolering en verwerking tot weer schoon water of tot producten als kunstmest.[1] 
    • De pikante filmpjes van Patricia Paay waren ook nog onderwerp van gesprek op een speciale studiedag, die de Nationale Politie gisteren organiseerde in Apeldoorn. Niets menselijks is ook misdaadbestrijders vreemd. Iedereen die er iets toe doet in opsporingsland was van de partij. Korpschef Erik Akerboom opende de themadag CSI-Nederland en liet een voorproefje zien van hoe ook opsporingsmethoden evolueren.[2] 
    • ‘Buurten worden leuker, socialer en veiliger als buren elkaar ontmoeten en zich samen inzetten voor hun buurt’, prediken de orakels achter de Grote Dag op 24 september. Dat klopt. Maar hebben we daar die betutteling van themadag 1001 voor nodig?[3] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 19 nov. 2017
  2. de Telegraaf JOHN VAN DEN HEUVEL 16 feb. 2017
  3. de Telegraaf 06 sep. 2016
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be