testen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tes·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘door middel van een test onderzoeken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1940 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
testen
testte
getest
zwak -t volledig

Werkwoord

testen

  1. overgankelijk aan een test onderwerpen
    • Vandaag liet hij zich testen op zijn rijvaardigheid. 
     Ambities te over bij Bezos, maar op het podium presenteerde hij slechts een model. Voor het realiseren van zijn maanmissies, moet er nog veel gebeuren. Om maar wat te noemen: voor een veilige landing van Blue Moon is een nieuwe remraket nodig, die deze zomer getest zal worden.[2]

Zelfstandig naamwoord

de testenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord test

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
testar

testen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van testar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van testar