terugwandelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terugwandelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugwandelen | terug te wandelen | ||||||
toekomend | zullen terugwandelen terug zullen wandelen |
te zullen terugwandelen terug te zullen wandelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | teruggewandeld | te teruggewandeld | ||||||
toekomend | teruggewandeld zullen | teruggewandeld te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
terugwandelend | teruggewandeld | ev. wandel terug |
mv. verouderd wandelt terug |
wandele terug (bijzin) terugwandele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | wandel terug | wandelt terug | wandelt terug | wandelt terug | wandelt terug | wandelen terug | wandelen terug | wandelen terug | |
verleden (o.v.t.) | wandelde terug | wandelde terug | wandelde terug | wandelde terug | wandelde terug | wandelden terug | wandelden terug | wandelden terug | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugwandelen | zult/zal terugwandelen | zult/zal terugwandelen | zult terugwandelen | zal terugwandelen | zullen terugwandelen | zullen terugwandelen | zullen terugwandelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugwandelen | zou terugwandelen | zou(dt) terugwandelen | zoudt terugwandelen | zou terugwandelen | zouden terugwandelen | zouden terugwandelen | zouden terugwandelen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | terugwandel | terugwandelt | terugwandelt | terugwandelt | terugwandelt | terugwandelen | terugwandelen | terugwandelen | |
verleden (o.v.t.) | terugwandelde | terugwandelde | terugwandelde | terugwandelde | terugwandelde | terugwandelden | terugwandelden | terugwandelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugwandelen terug zal wandelen |
zult/zal terugwandelen terug zult/zal wandelen |
zult/zal terugwandelen terug zult/zal wandelen |
zult terugwandelen terug zult wandelen |
zal terugwandelen terug zal wandelen |
zullen terugwandelen terug zullen wandelen |
zullen terugwandelen terug zullen wandelen |
zullen terugwandelen terug zullen wandelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugwandelen terug zou wandelen |
zou terugwandelen terug zou wandelen |
zou(dt) terugwandelen terug zou(dt) wandelen |
zoudt terugwandelen terug zoudt wandelen |
zou terugwandelen terug zou wandelen |
zouden terugwandelen terug zouden wandelen |
zouden terugwandelen terug zouden wandelen |
zouden terugwandelen terug zouden wandelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |