terugtrekken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·trek·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugtrekken
trok terug
teruggetrokken
klasse 3 volledig

Werkwoord

terugtrekken

  1. wederkerend (militair) een eerder binnengetroken of veroverd gebied verlaten
    • Amerika heeft zich na tien jaar nog steeds niet teruggetrokken uit Afghanistan. 
    • De keuze tussen het afdammen van riviermondingen of terugtrekken naar hogere gronden is een zorg voor de zeer lange termijn, wanneer de zeespiegelstijging kan oplopen tot meerdere meters [1] 
  2. overgankelijk een uitgestoken lichaamsdeel weer verwijderen
    • Hij trok snel zijn hand terug toen hij voelde hoe heet de plaat was. 
  3. wederkerend naar een minder openbare of zichtbare plaats gaan
     'Moeder en ik moeten vroeg op voor de kerstdienst, dus met jullie welnemen trekken wij ons terug.[2]


Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. www.nu.nl (25-sep-2019)
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044625691
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be