teruglees
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·rug·lees
Werkwoord
vervoeging van |
---|
teruglezen |
teruglees
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teruglezen
- ... dat ik teruglees.
Gangbaarheid
- Het woord teruglees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.