teruggaan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·gaan
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
teruggaan
ging terug
teruggegaan
klasse 7 volledig

Werkwoord

teruggaan

  1. ergatief naar het punt van vertrek gaan
    • Morgen ga je toch terug naar Nederland? 
     Ik bleef maar naar het all-you-can-eatbuffet teruggaan voor meer eten.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be