terminologisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ter·mi·no·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van terminologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | terminologisch | terminologischer | |
verbogen | terminologische | terminologischere | |
partitief | terminologisch | terminologischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
terminologisch [1]
- behorend tot, betrekking hebbend op de of uit een oogpunt van terminologie
Gangbaarheid
- Het woord terminologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.