teringwijf

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  teringwijf    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈterɪŋˌwɛif / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• te·ring·wijf

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  tering zn  en  wijf zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	teringwijf	teringwijven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het teringwijf o

1. (pejoratief) onaangename vrouw

   • Voormalig D66-raadslid Heijkoop leidde de werkgeverscommissie die door de gemeenteraad was ingesteld. Ze kreeg grievende uitlatingen zoals ‘leugenachtig rotwijf’ en ‘teringwijf’ naar het hoofd geslingerd. Heijkoop deed ook aangifte van bedreiging nadat Verschuur zou hebben gezegd „ik kan je wel vermoorden”. De rechtbank in Den Haag sprak de fractievoorzitter van Beter Alphen daar eerder overigens van vrij.  
   • Kennelijk alleen om haar Joods-zijn wordt een Joodse vrouw in een lift op haar arm geslagen, meldt het rapport over een ander incident. De vrouw wordt uitgescholden voor „oud, Joods, smerig teringwijf.”  
   • Bij Kuzu voel ik die schaamte niet. Dat komt vermoedelijk doordat hij een ordinaire man is. Als Holleeder het heeft over een 'vies vuil teringwijf', dan gebruikt hij geen woorden waarvoor ik me schaam.  

Synoniemen

• klerewijf, kutwijf, pestwijf, pokkenwijf, rotwijf, takkewijf, zeikwijf

Gangbaarheid

• Het woord 'teringwijf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "teringwijf" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
90 %	van de Vlamingen.