tepel

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·pel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘uitmonding van melkklier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tepel tepels
verkleinwoord tepeltje tepeltjes

Zelfstandig naamwoord

tepel m

  1. (anatomie) een gepigmenteerd knopvormig uitsteeksel op de borst van de mens. Bij de vrouwen komt tijdens het zogen uit de tepels de melk voor de baby. Bij de man is de tepel een rudimentair lichaamsdeel
    • Het meisje wilde graag een piercing door haar tepel, maar mocht het niet van haar moeder. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen