tennisclub

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

tennisclub
Uitspraak
Woordafbreking
  • ten·nis·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tennisclub tennisclubs
verkleinwoord tennisclubje tennisclubjes

Zelfstandig naamwoord

de tennisclubv / m [1]

  1. (sport) (tennis) vereniging van tennisspelers
     In bijna alle kantines wordt alcohol verkocht. Bij een kwart van de sportclubs uit het onderzoek mag dit alleen na een bepaalde tijd of in een aparte ruimte. Ook hier zie je grote verschillen tussen sporten. Bij hockey is het heel gebruikelijk om alleen alcohol te schenken vanaf een bepaald tijdstip of in een aparte ruimte (ongeveer de helft van de clubs hanteert deze regel), terwijl er bij tennisclubs nauwelijks regels zijn.[2]
     Van den Broek en Bertens kennen elkaar van de tennisclub in Berkenrode, waar hij als tennisleraar actief was. Hij is een vertrouweling van de tennisster en omschrijft de relatie als "een hele intense band".[3]
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2024 Weblink bron “Sporten is gezond, maar sportclubs zijn dat vaak iets minder” (25 september 2017, 06:36), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 maart 2024 Weblink bron “De Kiki Bertens BV floreert als nooit tevoren” (31 mei 2017, 08:58), NOS