teneur
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·neur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geest, strekking’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1961 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teneur | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
teneur m
- geest, strekking
- De teneur van het verhaal is dat de oplossing van het energieprobleem niet zo eenvoudig is.
- De teneur van de lezing is dat iedereen heel goed zijn best heeft gedaan, maar dat het bedrijf toch failliet gaat.
- ▸ "Bij de goal van Mexico blokte Blind met zijn verkeerde voet. Je miste daar toen een type De Jong, een echte verdedigende middenvelder die zijn lichaamskracht gebruikt en een tackle kan inzetten. Een type ook die met een tackle de teneur van een wedstrijd kan omdraaien. De Jong gaan we echt missen."[2]
Gangbaarheid
- Het woord teneur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "teneur" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "teneur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Weblink bron “Adriaanse: duel van het wisselen” (30-06-2014), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be