telt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • telt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftellen

telt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftellen
    • Jij telt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftellen
    • Hij telt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aftellen
    • Telt af! 

Gangbaarheid