telstrook
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tel·strook
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tellen zn en strook zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telstrook | telstroken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- strook papier uit een rekenmachine waar de getallen op gedrukt staan die bij elkaar opgeteld zijn samen met de uitkomst van de optelling
- Jarenlang hebben de opperhoofden van de dienst niets in de gaten gehad, maar ook geen enkele controle uitgeoefend. Automaatsleutels lagen, voor zover ze al niet gedupliceerd waren, in een afgesloten kast, maar de sleutel dáárvan lag voor iedereen voor het grijpen. Zelfs de telstroken uit de automaten gingen ongezien de prullenmand in. [1]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord telstrook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "telstrook" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ NRC Rik Smits 2 mei 1998 Een veilig gevoel
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be