tellijst
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tel·lijst
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tellijst | tellijsten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (statistiek) een lijst die men gebruikt bij het bepalen hoeveel exemplaren met een bepaalde eigenschap men waarneemt
- Van der Smitte stelt zijn microscoop in. Tuurt. Roept op de computer een telprogramma op. Tikt op de 9 van zijn toetsenbord. Want de 9, dat is Betula, oftewel berk. Die handeling zal hij nog 332 keer uitvoeren. Om daarna de totalen in te vullen op de grote pollen-tellijst. Berk: 332 pollen per kubieke meter. [2]
- Er zijn ook vogelnamen van de tellijst afgevoerd: de visarend en de frater bijvoorbeeld. "Nog maar erg weinig fraters trekken naar ons land, waarschijnlijk omdat ze hier weinig voedsel kunnen vinden. De visarend verdween ook van de lijst, omdat de kans miniem is om er eentje te zien in de winter." [3]
- Een briluil kijkt naar een een tellijst tijdens het tellen van de dieren in de London Zoo. Meer dan 17,500 dieren worden de komende weken geteld in het jaarlijkse ritueel aan het begin van het jaar. [4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tellijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tellijst" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Daphne Broers 18-07-17 Pollenvangers maken app die hooikoorts per uur voorspelt
- ↑ De Telegraaf 24 dec. 2015 Soorten toegevoegd aan tellijst tuinvogels
- ↑ NRC 4 januari 2013 Wekenlang tellen in de dierentuin van Londen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be