telemark
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·le·mark
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Noors, in de betekenis van ‘beweging om te remmen of te sturen bij skiën’ voor het eerst aangetroffen in 1938 [1]
- afgeleid van Telemark een provincie in Noorwegen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telemark | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
telemark
- (sport) sierlijke afdaaltechniek bij het skiën, waarbij de hiel los is van de ski en waarbij de knieën om beurten gebogen worden
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'telemark' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.