telefooncel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: telefooncel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- te·le·foon·cel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van telefoon en cel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telefooncel | telefooncellen |
verkleinwoord | telefooncelletje | telefooncelletjes |
Zelfstandig naamwoord
- openbare gelegenheid waar men kan telefoneren
- ▸ Er is een telefooncel op het recreatieterrein, een halve kilometer terug. Ik heb gebeld, ben toen weer hierheen gegaan en heb gewacht tot de politie kwam.[1]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord telefooncel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "telefooncel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Vaderland” (2012), Cargo, ISBN 9789023472483
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be