telefoonabonnement
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·le·foon·abon·ne·ment
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van telefoon zn en abonnement zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | telefoonabonnement | telefoonabonnementen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het telefoonabonnement o
- een telefoonaansluiting waarvoor men een regelmatige betaling verricht
- ▸ Toen daarna al Gertrudes en Erich Maria's bezittingen ten slotte arriveerden, zorgvuldig en netjes ingepakt, was het te laat. Hun telefoonabonnement was opgezegd. Hij belde naar de advocatenfirma Spartakus en toen kwam de koude douche. Uwe was ontslagen en uitgesloten van alle verdere aanstellings mogelijkheden als leraar.[2]
- ▸ Ook op telecom kan Mark flink besparen: hij betaalt momenteel een flinke 37 euro aan zijn telefoonabonnement inclusief smartphone bij BEN, maar dat abonnement loopt binnenkort af en Mark geeft aan dat hij niet per se een nieuw toestel hoeft.[3]
Gangbaarheid
- Het woord telefoonabonnement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044640496
- ↑ Weblink bron Liza Karsemeijer“Mark: ‘Ondanks ons hoge inkomen hebben we vaak moeite om rond te komen’” (07-07-2022,), Tubantia