telebankierde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·le·ban·kier·de

Werkwoord

vervoeging van
telebankieren

telebankierde

  1. enkelvoud verleden tijd van telebankieren
    • Ik telebankierde. 
    • Jij telebankierde. 
    • Hij, zij, het telebankierde.