teemsen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • teem·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
teemsen
teemste
geteemst
zwak -t volledig

Werkwoord

teemsen [1] [2]

  1. overgankelijk door zeven reinigen, gewoonlijk van melk of meel
    • Wie de melk in den stal teemst, houdt ze daar langer dan noodig is, waardoor er meer stofdeelen in kunnen komen [...][3] 

Zelfstandig naamwoord

de teemsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord teems

Gangbaarheid

10 % van de Nederlanders;
10 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen