taxistandplaats

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

taxistandplaats
Uitspraak
Woordafbreking
  • taxi·stand·plaats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taxistandplaats taxistandplaatsen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

taxistandplaats v/m [1]

  1. een opstelplaats voor taxi's waar zij wachten op passagiers
     Had hij voor een taxistandplaats gekozen, bij voorbeeld die van het Rembrandtsplein, dan was hij op voorhand verloren geweest.[2]
     Bezoekers werden begeleid naar het station en een taxistandplaats. Een groep van zo'n 50 mensen die niet wilden vertrekken, werd door de politie verdreven. Daarbij werden ook politiehonden ingezet.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 maart 2022 Weblink bron “Politie maakt eind aan druk illegaal feest in Spaarnwoudegebied” (13-09-2020), NOS