tautologisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tau·to·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van tautologie met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tautologisch | tautologischer | |
verbogen | tautologische | tautologischere | |
partitief | tautologisch | tautologischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tautologisch [1]
- een tautologie bevattend
Gangbaarheid
- Het woord tautologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.