Naar inhoud springen

tartuffe

Uit WikiWoordenboek
  • tar·tuf·fe
enkelvoud meervoud
naamwoord tartuffe tartuffes
verkleinwoord tartuufje tartuufjes

detartuffem

  1. (persoon) (pejoratief) iemand die zich geheel ten onrechte als betrouwbaar en fatsoenlijk voordoet
     Maar: ieder ogenblik dat hij voor het voetlicht stond was hij de valsaard, de meinedige stadhouder, de door zondige begeerte verscheurde tartuffe; hij was, zonder één moment verpozing, een schurk, in zijn starre blik, in zijn vertrokken mond, in zijn vingeren, in zijn gang.[2]
     (…) want ziet gij, als men een geboren ‘mousquetaire’ tot een heilige wil maken, dan moet men hem vergeven, dat hij te eerlijk is om een ‘tartuffe’ te willen zijn.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 maart 2025 Weblink bron Sober toneel in: Nieuw Vlaams Tijdschrift., jrg. 6 nr. 4 (december 1951), Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, p. 429
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 maart 2025 Weblink bron
    A.L.G. Bosboom-Toussaint
    “Mejonkvrouwe De Mauléon en Diana.” (ca. 1900), D. Bolle, Rotterdam, p. 37