tarot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·rot
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tarot tarots
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tarotm [2]

  1. troefkaart

Zelfstandig naamwoord

het taroto

  1. kaartspel waarmee de toekomst voorspeld zou kunnen worden
    • Ik wil net naar de uitslag van Ajax-Feyenoord vragen, maar mijn buurvrouw is me voor: "Staan we voor een omslagpunt?" Dat wordt dé vraag voor de tarotkaarten. Daarom moeten we die vraag tegelijk stellen, hardop, met zijn allen. Reinsma: "Anders snapt de tarot het niet." [3] 
    • Kort daarna woonde ik een feest bij waarbij kosten noch moeite waren gespaard om de gasten te vermaken. Ik belandde bij een van de attracties: een dame die met tarotkaarten werkte. Iemand die met flauwekul een zakcentje verdiende, dacht ik. Zij trok de kaarten, begon te praten en stopte toen abrupt. Ze greep mijn hand vast en riep: „Maar jij hebt ook de gave!” [4] 
    • 'Tarot is niet meer dan EEN VORM VAN PSYCHOLOGIE' [5] 
    • Het UWV vergoedt al jarenlang opleidingen tot helderziende. Tientallen werkzoekenden worden op kosten van de belastingbetaler omgeschoold tot 'spiritueel belconsulent' of hypnotiseur. Het gaat om zo'n 1000 euro per persoon. Dat blijkt uit onderzoek door Reporter Radio. Sinds 2008 hebben tientallen werkloze 50-plussers een opleiding gevolgd bij Stichting Paradidakt in Zoetermeer. De stichting leert werklozen onder meer de fijne kneepjes van het tarot- en engelenkaarten leggen. Daarmee kan een 'afgestudeerd' helderziende de toekomst voorspellen, beweert Paradidakt. [6] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen