tarok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

tarok
Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·rok
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Italiaans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tarok taroks
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tarokm [2]

  1. (kaartspel) troefkaart
enkelvoud meervoud
naamwoord tarok
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het taroko

  1. (kaartspel) een kaartspel van achtenzeventig kaarten, dat vanaf het midden van de vijftiende eeuw in verschillende delen van Europa werd gespeeld
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen