tarn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tarn

Werkwoord

vervoeging van
tarnen

tarn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tarnen
    • Ik tarn. 
  2. gebiedende wijs van tarnen
    • Tarn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tarnen
    • Tarn je? 

Gangbaarheid