tandheugel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tandheugel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tand·heu·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandheugel | tandheugels |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de tandheugel m
- (werktuigbouwkunde) getande platte staaf waarop d.m.v. een tandrad iets verplaatst kan worden
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord 'tandheugel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.