tandbeen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tand·been
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tand en been
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandbeen | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het tandbeen o
Synoniemen
Vertalingen
1. het been waaruit tanden voor het grootste deel bestaan
Gangbaarheid
- Het woord tandbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tandbeen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be