takk

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • takk
Woordherkomst en -opbouw
  • Tussenwerpsel: een klanknabootsend woord (onomatopee).
  • Werkwoord: afleiding van takke.
  • Zelfstandig naamwoord [A]: afkomstig van het Oudnoorse woord þǫkk.
  • Zelfstandig naamwoord [B]: verwant met het Duitse woord Zacke.
Naar frequentie 83

Tussenwerpsel

takk

  1. geluid van de klok in "tikk takk"

Werkwoord

takk

  1. gebiedende wijs van takke

Zelfstandig naamwoord

[A] takk m / v

  1. dank
m/v
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   takk     m: takken
v: takka  
  takker     takkene  
genitief   takks     m: takkens
v: takkas  
  takkers     takkenes  

Zelfstandig naamwoord

[B] takk m

  1. kartel, tand
m
[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   takk     takken     takker     takkene  
genitief   takks     takkens     takkers     takkenes  


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • takk
Woordherkomst en -opbouw
  • Tussenwerpsel: een klanknabootsend woord (onomatopee).
  • Werkwoord: afleiding van takke.
  • Zelfstandig naamwoord [A]: afkomstig van het Oudnoorse woord þǫkk.
  • Zelfstandig naamwoord [B]: verwant met het Duitse woord Zacke.

Tussenwerpsel

takk

  1. geluid van de klok in "tikk takk"

Werkwoord

takk

  1. gebiedende wijs van takke
Synoniemen
v
[A]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   takk     takka
bijvorm: takki  
  takker     takkene  
m
[A] + [B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   takk     takken     takkar     takkane  

Zelfstandig naamwoord

[A] takk v / m

  1. dank

Zelfstandig naamwoord

[B] takk m

  1. kartel, tand