takelwerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·kel·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord takelwerk takelwerken
verkleinwoord takelwerkje takelwerkjes

Zelfstandig naamwoord

takelwerk o [1]

  1. klus waarbij men iets moet takelen
     Tijdens een tweede duik hebben medewerkers van Rijkswaterstaat voorbereidingen getroffen voor het takelwerk. Er werden onder meer bouten weggebrand. Er is een bok klaargezet, die de brug moet afvoeren.[2]
     Het takelwerk ging nu iets minder voorspoedig dan vrijdag toen de meest zuidelijk gelegen kraan en de onderwagen op het ponton werden getild. De noordelijke kraan is bij de val verbogen en moest eerst doorgesneden worden.[3]
  2. werktuig waarmee men kan takelen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Van Starkenborghkanaal weer geopend voor scheepvaart” (27-09-2018), NOS
  3. Bronlink Weblink bron “Ook berging van de tweede kraan succesvol afgerond” (05-10-2015), Tubantia