tabaksbouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

tabaksbouw
Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·baks·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tabaksbouw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tabaksbouwm

  1. het verbouwen, telen van tabak
     Rijstbouw op Java, tabaksbouw op Sumatra, een kampong op Borneo. Het zijn de veelzeggende titels bij grote schoolplaten die boeien door de gedetailleerde weergave. Wat valt er veel te ontdekken![2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Jacob Hoekman
    “Rauwe nostalgie” (17-11-2004), Reformatorisch Dagblad