taartblikken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • taart·blik·ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de taartblikkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord taartblik
     Er ligt een berg bruin spul in de pan, dus ik vet twee taartblikken in en giet het mengsel erin[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 5 maart 2021 Weblink bron
    Mark Crick geciteerd door Pieter Steinz
    “Hoor het bintje gillen” (21 december 2007) op nrc.nl op Wikipedia