taalbederf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • taal·be·derf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taalbederf
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het taalbederfo

  1. het op een foute manier gebruiken van de taal door het maken van taalfouten, het niet goed gebruiken van woorden, het gebruiken van woorden die niet tot de gebezigde taal behoren e.d.
     TAALBEDERF: Wat hebben we toch gelachen om die Belgen! Hoe lang is het al weer geleden dat zij dachten het Vlaams te kunnen verbeteren door het van alle Franse smetten te zuiveren.[2]
     In veel notities en strategische beleidsstukken – ook die van onszelf! – kun je in toenemende mate taalbederf constateren. Op het eerste gezicht lijkt het op een onschuldige kwaal, maar als je niet oplet wordt het een pestilentie die sluipenderwijs ons dierbare Nederlands naar de Filistijnen helpt.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “TAALBEDERF” (6 juli 1993), Trouw
  3. Bronlink Weblink bron
    J. Simons / F. Spliethoff Taalbederf
    “Taalbederf” (2004)), Oehoe