syntactisch
Uiterlijk
- Geluid: syntactisch (hulp, bestand)
- syn·tac·tisch
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘volgens de syntaxis’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van syntaxis met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | syntactisch | syntactischer | |
verbogen | syntactische | syntactischere | |
partitief | syntactisch | syntactischers | - |
syntactisch
1.
- Het woord syntactisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "syntactisch" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "syntactisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ syntactisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be