syndicalist

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] vlag van de syndicalisten
Uitspraak
Woordafbreking
  • syn·di·ca·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord syndicalist syndicalisten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de syndicalistm

  1. (economie) leden van een vakbond
    • De politie wordt zeer slecht betaald en veel agenten hebben een tweede baantje. Binnen het corps heerst groeiende machteloosheid en malaise, ook ruzie tussen leiding en syndicalisten. Laatsgenoemden eisten nog gisteren dat het hele ministerie van Orde moet opgaan in dat van Binnenlandse Zaken. [1] 
  2. (politiek) aanhanger van het syndicalisme (de politiek economische stroming die een zeer groot belang hecht aan vakbonden)
    • Sardinië werd opgeschrikt door een ‘literaire’ moordzaak. De 82-jarige populaire Italiaanse dichter en syndicalist Peppino Marotto werd op 29 december in zijn geboortedorp Orgosolo op Sardinië doodgeschoten. [2] 
    • Wilders’ ideologische wortels zijn dan ook anders dan die van het fascisme. Wilders begon zijn carrière als liberaal politicus, maar het fascisme is juist gebaseerd op het anti-liberale gedachtegoed van 19de-eeuwse denkers als Friedrich Nietzsche en de Franse syndicalist Georges Sorel. [3] 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC F.G. van Hasselt 12 mei 2007 Griekse terreurgroep bedreigt politie
  2. NRC 8 januari 2008 raadsels bij moord op dichter
  3. NRC Bernard Hulsman 5 oktober 2012 Vrijspraak op alle beschuldigingen
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be