surseance
Uiterlijk
- sur·se·an·ce
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opschorting’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | surseance | surseances |
verkleinwoord | - | - |
- (juridisch) uitstel van betaling van schulden
- Het woord surseance staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "surseance" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "surseance" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ surseance op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 77 %
- Prevalentie Vlaanderen 30 %