surplacen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sur·pla·cen
Woordherkomst en -opbouw
- Denominaal afgeleid van surplace.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
surplacen /syrˈplɑsə(n)/ |
surplacete /syrˈplɑstə/ |
gesurplacet /ɣəsyrˈplɑst/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
surplacen
- (fietsen) zich in evenwicht houden op een stilstaande fiets
- Om te surplacen heb je een goed evenwicht nodig... of zijwieltjes!
- (wielrennen) zich balancerend laten voortbollen op de fiets zonder te trappen, meestal om de leiding nillens willens op te dringen aan de tegenstander
- Sommige sprinters zijn meesters in het surplacen.
- passief zijn, de toestand laten zoals hij is zonder in te grijpen
- Wie failliet gegaan is, kan ofwel surplacen en wegkwijnen in het verleden, ofwel handelen en opnieuw van nul beginnen.
Antoniemen
- [2] demarreren
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord surplacen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "surplacen" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Zie ook de lijst van uitdrukkingen en gezegden uit het sportcommentaar op Wikipedia.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Fietsen in het Nederlands
- Wielrennen in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 52 %
- Prevalentie Vlaanderen 72 %