surplace

Uit WikiWoordenboek
1. op de fiets balancerend stilstaan

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sur·pla·ce
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord surplace surplaces
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de surplacev / m

  1. (wielrennen) op de fiets balancerend stilstaan (tactiek bij het baanwielrennen om niet voorop te hoeven rijden, waarna je een tegenstander eenvoudiger met een versnelling kan verrassen)
  2. (figuurlijk) toestand waarin ontwikkelingen uitblijven doordat betrokkenen afwachten wat de ander gaat doen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als vervoegd werkwoord.

Werkwoord

vervoeging van
surplacen

surplace

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van surplacen
    • Ik surplace. 
  2. gebiedende wijs van surplacen
    • Surplace! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van surplacen
    • Surplace je? 
  4. aanvoegende wijs van surplacen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • sur·place (afbreking leidend tot een of twee tekens aan het begin van een regel wordt ontraden)[1]
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  surplace     le surplace     surplaces     les surplaces  

Zelfstandig naamwoord

surplace m

  1. stilstand, het op één plaats blijven staan
  2. (wielrennen) surplace, op de fiets balancerend stilstaan
Overerving en ontlening

Verwijzingen