surft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • surft

Werkwoord

vervoeging van
surfen

surft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van surfen
    • Jij surft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van surfen
    • Hij surft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van surfen
    • Surft!