surfer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sur·fer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van surfen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | surfer | surfers |
verkleinwoord | surfertje | surfertjes |
Zelfstandig naamwoord
de surfer m
- (sport) iemand die surft
- Hawaï, de geboorteplaats van het moderne surfen, is een paradijs voor surfers.
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord surfer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "surfer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Frans
Uitspraak
Werkwoord
surfer
- (spreektaal) surfen (op internet)
- «Fred surfe sur son téléphone.»
- Fred surft op zijn mobiel. [2]
- «Fred surfe sur son téléphone.»
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 6
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Werkwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans