supt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • supt

Werkwoord

vervoeging van
suppen

supt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppen
    • Jij supt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van suppen
    • Hij supt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van suppen
    • Supt! 

Gangbaarheid