superrijke

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·per·rij·ke
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord superrijke superrijken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de superrijkev / m

  1. iemand die heel rijk is (eerder een miljardair dan een miljonair)
    • De vijftienhonderd bewoners van het eilandje Mustique hebben hun levenstaak gemaakt van het verzorgen van Mick Jagger, Tommy Hilfiger, Bryan Adams en andere superrijken die hier op dit privéstukje wereld in hun megavilla's bij elkaar zijn gekropen. [1] 
    • Gekeken naar het aandeel van de rijkste 0,1 procent van de bevolking in het totale vermogen, de zogeheten ‘superrijken’, is ook daar een daling zichtbaar. De rijkste 7.500 huishoudens bezaten samen 117 miljard euro. Op een totaal vermogen van 1.061 miljard euro is dat zo’n 11 procent, net iets minder dan in 2014. Overigens groeide van zowel de rijkste 1 en de rijkste 0,1 procent van de Nederlanders in absolute zin het vermogen wel.[2]  

Bijvoeglijk naamwoord

superrijke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van superrijk

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Zwagerman, Marianne
    Leven als Jarmund ISBN 978-90-214-5595-2 pagina 27
  2. NRC Jorg Leijten 22 april 2017