suggestibel

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sug·ges·ti·bel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen suggestibel suggestibeler suggestibelst
verbogen suggestibele suggestibelere suggestibelste
partitief suggestibels suggestibelers -

Bijvoeglijk naamwoord

suggestibel [2]

  1. al te makkelijk beïnvloedbaar; al te makkelijk door suggestie te beïnvloeden
     ,,Misschien zijn we suggestibel, maar we staan op een kruispunt. Het gaat een grote invloed hebben. Daarom is het goed dat we er een gesprek over hebben. Ik rij zo naar Eindhoven met Google Maps aan. Een fantastische app waarvan je denkt dat die gratis is. Maar natuurlijk betaal je er wel voor.”[3]
     „De zwakbegaafde Bettink is randdebiel, suggestibel en dresseerbaar, zo zeggen zijn onderzoekers.”[4]

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
43 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. suggestibel op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    Suzanna Timmer
    “Jelle Brandt Corstius: Veel robotrevoluties zijn gebakken lucht” (8-10-2017), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron
    Riekelt Pasterkamp en Niek Sterk
    “Leeuwarder hof tilt zwaar aan ‘Putten’” (11-04-2002), Reformatorisch Dagblad
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be