suffragette

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • suf·fra·get·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorstander van vrouwenkiesrecht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord suffragette suffragettes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de suffragettev [4]

  1. vrouw die streed voor de vrouwenrechten, met name voor het vrouwenkiesrecht (in het Engeland van het begin van de twintigste eeuw)
Synoniemen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen