suelo
Uiterlijk
- sue·lo
- Van het Latijnse sŏlum (bodem, grond).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
suelo | suelos |
suelo m
- vloer
- «Voy a poner un suelo de moqueta.»
- Ik wil een vloer van vast tapijt leggen.
- «Voy a poner un suelo de moqueta.»
- (landbouw) bodem, grond
- «Esta planta necesita suelos ácidos.»
- Deze plant heeft zure bodems nodig.
- «Esta planta necesita suelos ácidos.»
- grond, terrein
- «Este edificio está en suelo rústico.»
- Dit gebouw staat op landbouwgrond.
- «Este edificio está en suelo rústico.»
vervoeging van |
---|
solar |
suelo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van solar
vervoeging van |
---|
soler |
suelo
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van soler