sudokuut

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·do·kuut

Werkwoord

vervoeging van
sudokuen

sudokuut

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sudokuen
    • Jij sudokuut. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sudokuen
    • Hij sudokuut. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sudokuen
    • Sudokuut!